Blog

Van taalvergelijking naar taalbewustzijn: grammatica in de vakken Nederlands, Engels en Duits

Deze week heeft Gijs Leenders een blog geschreven over zijn taaloverstijgende promotietraject.

De leerlingen vergelijken het Nederlands, het Engels en het Duits om hun taalgevoel te versterken

Het is maandagochtend half negen wanneer de schoolbel klinkt. Ik ben vandaag expres wat eerder opgestaan om de leerlingen in alle rust in serre vijf te kunnen ontvangen. Ik en mijn PowerPoint zijn er helemaal klaar voor en ik heb er zowaar zin in vandaag. Dan vliegt de deur open en is het gedaan met de rust. Mijn leerlingen stormen het klaslokaal binnen en vertellen elkaar enthousiast wat zij het afgelopen weekend hebben meegemaakt. Wanneer alle leerlingen op hun plek zitten en er een natuurlijke stilte valt, grijp ik mijn kans. “Goedemorgen allemaal! In deze les Nederlands gaan we het hebben over grammatica!” Het begin is gemaakt. Een klein deel van de leerlingen kijkt niet op of om, maar de meeste leerlingen denken te weten wat dit voor hen betekent: aan een stuk door saaie onsamenhangende zinnen ontleden. Er gaat een collectieve zucht door het lokaal, waarna een leerling vraagt: “moet dat echt meneer? Het is maandagochtend”. Hij kan rekenen op aardig wat steun uit de klas en is zichtbaar blij dat hij zijn vraag gesteld heeft. Een andere leerling besluit er nog een schepje bovenop te doen: “kunnen we niet iets met gedichten gaan doen, of desnoods met leesvaardigheid?”  

Het wordt maar weer eens pijnlijk duidelijk: leerlingen vinden grammatica saai en nutteloos. En dat terwijl ik me zo goed had voorbereid. Om heel eerlijk te zijn snap ik hen wel, maar als ik dat laat blijken is het einde zoek. Tijdens mijn bachelor Nederlands zocht ik al naar alternatieven voor de invulling van het grammaticaonderwijs. Die zijn er, maar helaas ontbreekt hierbij geschikt lesmateriaal. In de praktijk worden leerlingen dus daadwerkelijk geconfronteerd met een eindeloze verzameling aan zinnen die ontleed moeten worden. Ik word daar zelf ook een beetje droevig van Want wat leren we leerlingen nu eigenlijk? Wat hebben zij hier aan? De kennis die ze momenteel opdoen lijkt geen ander praktisch nut te dienen dan het behalen van een goed cijfer op een toets.

Hoewel mijn leerlingen het Nederlands dagelijks gebruiken, wordt doorgaans van hen verwacht dat zij zich voegen naar de (school-)taalnorm. Hun eigen taalgevoel en dat wat andere taalgebruikers om hen heen doen (taalwerkelijkheid) komt niet of nauwelijks aan bod. Een zin is dus goed of fout omdat de (school-)taalnorm het voorschrijft. Het is dan ook niet gek dat leerlingen bij het ontleden van zinnen vaak niet eens meer kijken wat de zin überhaupt betekent. Ze passen ‘domweg’ de aangeleerde ezelsbruggetjes toe (o.a. wie/wat + persoonsvorm = onderwerp) en zijn vooral bezig met het resultaat van de ontleding in termen van ‘goed’ en ‘fout’. Alles leuk en aardig, maar zo worden ze zich natuurlijk nooit bewust van hoe (hun) taal in elkaar zit.

Ik kan me nog een toets herinneren waarin de volgende zin ontleed moest worden: ‘Jan brak de vaas’. Als gevolg van het hierboven genoemde ezelsbruggetje (wie/wat brak?) werd door meerdere leerlingen ‘de vaas’ als onderwerp ontleed terwijl diezelfde leerlingen vanuit de betekenis van de zin waarschijnlijk echt wel begrepen zou hebben dat ‘de vaas’ (lijdend voorwerp) gebroken wordt door ‘Jan’ (onderwerp) en niet andersom. Hoe kan dat toch?

Het is me trouwens opgevallen dat deze ‘problematiek’ zich niet beperkt tot het Nederlands. In het Duits wordt een zin als ‘Hij wacht op de bus.’ door leerlingen bijvoorbeeld regelmatig letterlijk vertaald met ‘Er wartet auf dem Bus.’ (alsof hij bovenop de bus zit te wachten). Mijn collega Duits reageerde dus niet verbaasd toen ik haar vertelde over ‘Jan brak de vaas’. Ook bij de moderne vreemde talen lijken leerlingen dus vooral gefocust op het resultaat en zijn betekenis, logica en communicatieve functie daaraan ondergeschikt.

In mijn promotietraject ontwikkel ik lessenseries voor Nederlands, Engels en Duits onder de naam CLAP (zie afbeelding). Hierin gaat het niet uitsluitend om ‘het goede antwoord’, maar voornamelijk om de redenering die daaraan voorafgaat. In de lessen streven we naar bewuste taalvaardigheid door te focussen op conceptuele kennis van grammaticale functie, woordvolgorde en congruentie. De voorbeeldzinnen worden hierbij steeds in een context aangeboden van twee andere talen, zodat leerlingen inzicht verwerven in de overeenkomsten en verschillen tussen deze talen. Misschien staan dan in het vervolg de leerlingen eerder op, omdat ze het nut van grammatica inzien en de lessen stiekem ook best leuk vinden. Tegen die leerlingen zou ik willen zeggen: “Let’s CLAP!”

Logo CLAP ‘Cross-Linguistic Awareness Programm’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Antispam *